Met De ondergang van de familie Boslowits beschreef Gerard Reve het lot van Alphons Bobrownitzki en zijn gezin. Igor
Cornelissen richtte een monumentje op voor het model van een literaire held.
Dat De ondergang van de familie Boslowits van Gerard Reve is gebaseerd op waargebeurde feiten was al langer bekend. Zijn
vader zei het meer dan veertig jaar geleden: de personages uit de novelle,
waarmee Reve in 1946 debuteerde in het literaire tijdschrift Criterium, 'hebben
stuk voor stuk bestaan, die waren precies zo als hij ze beschrijft'. Broer
Karel van het Reve beaamde dat later. Maar wie waren dan de familieleden, die
de verteller leert kennen op een kinderfeestje rond 1930 en die later
slachtoffer werden van de Holocaust?
De journalist Igor Cornelissen zocht het uit –
eerst voor het tijdschrift De Parelduiker, nu nog uitgebreider in het boekje Wie
was Hans Boslowits? Gerard Reves debuut ontrafeld. Alphons Bobrownitzki, zoals
hij blijkt te hebben geheten, werd in 1893 geboren als derde van zeven kinderen
in een Pools emigrantengezin dat zich kort daarvoor in Venlo had gevestigd. Hij
was al jong actief in de Communistische Partij, waar hij een aanzienlijke
positie had. Hij kende een voorspoedig carrière in de textielindustrie – tot
een venerische ziekte hem arbeidsongeschikt maakte.
Dat is het moment waarop Bobrownitzki met zijn
vrouw en twee psychisch gemankeerde zonen naar Amsterdam verhuisde en nader
kennismaakte met het gezin-Van het Reve. Op het feestje waarop dat gebeurde,
hield de oudste zoon een tak van de kerstboom dicht boven de brandende kaars
voor zijn bord, tot een tak begon te knetteren en zich aan het vuur schroeide
en de ouders ingrepen. Althans, zoals de destijds zevenjarige Reve het volgens De ondergang van de familie Boslowits heeft meegemaakt.
Er is weinig te vinden over Alphons
Bobrownitzki, van wie zo veel familieleden zijn vermoord door de nazi's. Toch
weet Cornelissen, gesteund door de feiten die Reve geeft, een goed beeld van
zijn leven te schetsen aan de hand van het milieu van Moskou-getrouwen waarin
hij verkeerde. Ook de vondst van het archief van de instelling waarin zijn
oudste zoon enige tijd was opgesloten, geeft een mooie verklaring waarom zijn
fictionele dubbelganger zich zo merkwaardig hooghartig gedraagt. Altijd weet de
jonge Boslowits alles beter.
Zo ontroerend als de novelle is Cornelissen
journalistieke werk uiteraard niet. Het onbenoemd laten van de oorzaak van de
ondergang van de familie Boslowits maakt het lezen van de novelle onverminderd
indringend – hedendaagse lezers kennen de oorzaak namelijk wél. Maar Reve's
boek blijft fictie. Boslowits is een verzonnen figuur. Zonder Cornelissens
speurwerk zou Bobrownitzki daarom zijn opgelost in de mist van de geschiedenis
zoals zo veel andere Holocaust-slachtoffers. Met Wie was Hans Boslowits? richt hij een klein, maar waardevol monumentje voor hem op.
De ondergang van de familie Boslowits lijdt,
zijn reputatie als ontroerend meesterwerk ten spijt, zeventig jaar na
publicatie aan al te archaïsch taalgebruik. Reve heeft nog niet de vaardigheid
verworven om de ouderwetse formuleringen met een ironische onderlaag te
kruiden. 'Sedertien werden er wederzijds geregeld bezoeken afgelegd.' Of: 'de
overschrijding van de grenzen van Nederland, België en Luxemburg'. Dat is
alleen maar oubollig. Maar het zou zonde zijn als de novelle op korte termijn
uit druk is en ook Alphons Bobrownitzki opnieuw, en ditmaal voorgoed, in de
vergetelheid zakte. (Eerder gepubliceerd op Knack.be, 20 maart)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten