woensdag 21 mei 2014

Een meer dan waardig eerbetoon aan Joseph Roths nostalgie (Knack)

Joseph Roth mag vereerd buigen voor de hommage die hem gisteren in Amsterdam werd gebracht. Zijn teksten flonkerden. Op 1 juni is de reprise in Oostende.

Na afloop was er een staande ovatie in de Stadsschouwburg. Natuurlijk. Maar de zestien acteurs, schrijvers en muzikanten namen hem, meer dan bij een gewone voorstelling, in ontvangst voor de auteur wiens weemoedige en spitsvondige teksten ze zo schitterend tot leven hadden gewekt. Ook al is hij op 27 mei precies 75 jaar geleden gestorven in Parijs. De avond was tenslotte een eerbetoon aan de Joodse auteur van Kaiserliche und Königliche komaf die nog altijd alleen maar meer wordt gelezen.

De voorstelling legde de nadruk op Joseph Roths nostalgie. Aan de hand van vier thema’s – Heimat, Krieg, Hotels en Tod und Trinken – werd de schrijver neergezet zoals hij altijd wordt neergezet: de man die alles verloor in de loop van zijn leven – zijn Oost-joodse achtergrond (verwerkt in Job), zijn Oostenrijk-Hongaarse rijk (verwerkt in Radetzkymars), en zijn Europese cultuurland (waarvan hij de neergang al vanaf de vroege jaren 1920 beschreef in talloze krantenstokken).

En dus ook als de man die vluchtte voor zijn verlies – naar steeds weer nieuwe, anonieme hotels overal te wereld. De teksten die hij daarover schreef zijn onlangs bijeengebracht in ‘Hotelmens’, een van de schaarse Nederlandse vertalingen van Roths omvangrijk journalistiek oeuvre. En in vele liters drank, die de schrijver al op 44-jarige leeftijd fataal werd, toepasselijk enkele maanden voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak die de laatste resten van wat hem dierbaar was zou vernietigen.

Pas aan het einde was er ruimte voor iets anders dan melancholie. De Duitse acteur André Jung las een hilarisch fragment voor uit ‘De legende van de heilige drinker’. De zwerver Andreas krijgt van een mysterieuze heer 200 francs, die hij uitgeeft aan drank. Hij wil zijn schuld vereffenen door het geld te geven aan een kerk gewijd aan Thérèse van Lisieux. Dat lukt nooit. In plaats daarvan krijgt hij steeds opnieuw 200 francs. Tot hij plots sterft. ‘God, geef ons drinkers allen een zo lichte en mooie dood.’

Het mooie van de voorstelling was de dynamische afwisseling. Acteurs als Pierre Bokma brachten snippers roman als toneeldialogen. Duitse toneelspelers van het Münchner Kammerspiele, waar Johan Simons, regisseur van deze avond, artistiek leider is, zongen prozateksten alsof het tragische poëzie was. Schrijvers als Tommy Wieringa lazen krantenstukken voor. Verteller Geert Mak gaf met zijn biografische schetsen betekenis aan de herkomst van Roths teksten.

Door de fragmentarische opbouw kwam ook dit schrijverschap perfect tot zijn recht. Roth is geen auteur van grootste bouwwerken, waarin een lezer vanaf de eerste woorden onherroepelijk door het parkoers wordt geleid. Zijn romans zijn vaak onevenwichtig. Roth is een schrijver van zinnen – scherpe observaties die hij haastig maar trefzeker neer lijkt te hebben gepend op een viltje in het café; korte flitsen van genialiteit die deze avond voortdurend oplichtten. [Toen ik dit schreef, besefte ik dit kenmerk van zijn schrijverschap nog niet.]

De staande ovatie was dus logisch. Net zoals de lange rij die zich na afloop bij de boekentafel vormde, waar niet alleen Hotelmens lag maar ook de vorige week voor het eerst in het Nederlandse verschenen roman Vlucht zonder einde. En een inmiddels behoorlijk omvangrijke backlist.

Zie voor informatie over de voorstelling in Oostende op 1 juni hier.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 20 mei)



Geen opmerkingen: