vrijdag 17 juni 2016

Interview vertaalster Marlene Müller-Haas: Hopelijk geeft de Frankfurter Buchmesse dit jaar een impuls aan vertalers Nederlands-Duits (Boekblad)

Het Nederlands-Vlaamse gastlandschap op de Buchmesse van 1993 gaf een enorme impuls aan de vertaalcarrière van Marlene Müller-Haas. Het gastlandschap dit jaar kan hetzelfde betekenen – voor haar en een nieuwe generatie vertalers.

Het Vertalershuis in Amsterdam, vlak achter het Concertgebouw, is vertrouwd terrein voor Marlene Müller-Haas. ‘Sinds het begin in 1994 of 1995’, denkt de vertaalster Nederlands-Duits hardop, ‘heb ik ieder jaar wel een maand hier gezeten.’ Heeft ze daarom kamer 1 – met afstand de grootste van alle verblijven? Of is die voor de beste vertaler? ‘Ik geloof dat ze die aan oude of gehandicapte vertalers geven’, zegt ze met een gepijnigde blik van: ik ben verdorie al 67 jaar.De vertaalster van Thomas Rosenboom, Charlotte Mutsaers, Armando en vele anderen komt hier graag. Weg van alle verplichtingen in Berlijn kan ze rustig en geconcentreerd doorwerken. Maar niet alleen dat. Met auteurs die ze vertaalt, overlegt ze makkelijker. Ze krijgt in boekhandels een goed overzicht van wat er verschijnt in Nederland. Ze discussieert met collega’s die tegelijk in het Vertalershuis zitten. Ze haalt contacten aan met uitgevers. ‘Amsterdam is echt het centrum van de uitgeverij bij jullie. In Duitsland zijn uitgeverijen verspreid over het land en moet ik meer per mail en telefoon afhandelen.’
Deze maand werkt ze aan de Duitse versie van Ik kom terug van Adriaan van Dis – alweer het vijfde boek dat ze van hem doet. Het zal rond de Frankfurter Buchmesse verschijnen als Das verborgene Leben meiner Mutter. ‘Hij zat bij Hanser. Echt een literaire uitgeverij met allemaal Nobelprijswinnaars. Dit verschijnt bij een publieksuitgeverij: Droemer Knaur. Misschien krijgt Van Dis, ook door de commerciële trekkracht van de titel, dan eindelijk een bestseller. Het gebeurt me niet vaak dat mijn vertalingen bestsellers worden.’
De dag voor het interview heeft ze zich nog tweeëneenhalf uur met de Libris Literatuur-prijswinnaar over de vertaling gebogen. Heel prettig. ‘Van Dis beheerst het Duits niet perfect, maar ik kan hem wel duidelijk maken wat de mogelijkheden zijn. Hij vindt klank en ritme heel belangrijk. Ik zoek daarom oplossingen die ook voor hem goed klinken.’

De carrière van Müller-Haas loopt bijna synchroon met de opkomst van de Duitse belangstelling voor Nederlandse literatuur. Ze had na haar studies kunstgeschiedenis, Duits en Nederlands, waarvoor ze ook enige tijd in Amsterdam heeft gewoond, altijd vertaald. Maar: nooit professioneel. Het waren bijvoorbeeld teksten van professoren die langskwamen aan de Freie Universität Berlin waar ze werkte. Of gastschrijvers die naar dezelfde universiteit kwamen.
Pas rond de tijd dat Nederland en Vlaanderen, in 1993, gastland in Frankfurt waren, durfde ze het aan om de zekerheid van een vaste baan op te geven. ‘Helga van Beuningen [vertaalster van o.a. Nooteboom en Van der Heijden, md] moedigde me altijd aan te gaan vertalen, maar ik wilde graag een ordelijk bestaan met iedere maand mijn salaris. Tot ik werd gevraagd, als een van de vijf, om een proefvertaling te maken van Harry MulischDe toekomst van gisteren. Ik kreeg de opdracht. Daarna volgde Tralievader van Carl Friedman. Zo begon het te lopen.’
Door de enorme gretigheid naar alles wat uit Nederland kwam, was er werk genoeg. ‘Ik dacht: ik geef mezelf vijf jaar. Is het dan niet gelukt, dan ga ik wel in het volwassenonderwijs werken. Maar er waren altijd nieuwe boeken. Het is alleen jammer dat mijn vaste auteurs niet veel publiceren. De vertalers van bijvoorbeeld Arnon Grunberg en A.F.Th. van der Heijden zijn altijd verzekerd van nieuwe opdrachten. Ik weet niet altijd hoe het verder gaat.’

De winnares van de Else Otten Übersetzerpreis in 2002 voor Kirschenblut van Charlotte Mutsaers moet soms veel inspanningen verrichten om een titel die zij de moeite waard acht, onder te brengen bij een Duitse uitgeverij. Voor haar vertaling van de biografie van Helene Kröller-Müller door Eva Rovers heeft ze zelfs zelf allerlei fondsen moeten aanboren – inclusief privésponsor – om de uitgave mogelijk te maken. Het duurde vijf jaar voor Athena Verlag binnenkort de vertaling publiceert.
‘Uitgevers vinden plot vaak belangrijk’, zegt Müller-Haas. ‘Of als een boek een andere kijk op een thema heeft. Zo was Duitsland lang gefascineerd door de poldercultuur. Alles is in Nederland denk- en bespreekbaar. Zo heb ik een keer een non-fictieboek over euthanasie voor Mabuse Verlag kunnen doen. Nederlandse schrijvers zijn ook omgangstaliger. Dat is lastig in discussie met Duitse redacteuren, die de taal soms mooi glad willen maken. Maar juist Nederlandse non-fictie wordt door de losse omgang met taal toegankelijker dan Duitse. Dat maakt ze gewild.’
Het is prettig, vindt de vertaalster, dat het nieuwe gastlandschap van Nederland en Vlaanderen de belangstelling voor onze literatuur een nieuwe impuls geeft. Dat was zo langzamerhand nodig, het aantal vertalingen liep terug. Nu krijgt een volgende generatie een kans. ‘David van Reybrouck, Peter Terrin, Peter Verhelst, Yves Petry’, somt ze op – geen van allen auteurs van haar. ‘Ik heb wel lang aangedrongen om Petry te doen, maar juist De maagd Marino wilde ik niet. Te confronterend, die roman.’
Van haarzelf verschijnen dit jaar zes boeken in het Duits. ‘Vorig jaar maar een: Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs. En nu is er opeens ruimte voor bijvoorbeeld IV van Arjen Lubach en de Kröller-Müllerbiografie. Twee boeken waar ik erg trots op ben. Maar het blijft afwachten hoe het na de Buchmesse verder gaat. Welke Nederlandstalige auteurs worden echt opgepikt in Duitsland? Zelf heb ik nog maar een nieuw project staan: een selectie van de brieven van Van Gogh.’
Dus om te zeggen: er zijn veel meer nieuwe vertalers Duits-Nederlands nodig? Nee. ‘Dankzij de zomercursussen van het Expretisecentrum Literair Vertalen zijn er de laatste jaren goede nieuwe vertalers bijgekomen. Zij krijgen dankzij de Frankfurter Buchmesse dit jaar kans om te laten zien wat ze kunnen. De beste daarvan zullen de nieuwe auteurs die aanslaan in Duitsland kunnen blijven doen.’

Sinds Müller-Haas toch voor het onzekere bestaan van vertaler koos, is de honorering iets verbeterd. ‘Maar zo goed als in Nederland is het niet, waar je vanaf het eerste exemplaar ook royalty krijgt. Je moet vooral over de honorering per bladzijde goed onderhandelen. Ik ben daar slecht in. Ik zit op het gemiddelde volgens de enquête van de Verband deutschsprachiger Übersetzer van 20 euro per bladzijde. Er zijn die meer krijgen. Al blijft het te weinig voor literarisch anspruchsvolle Bücher.
Subsidies zijn er nauwelijks. De VdÜ deelt beurzen uit, maar de kans dat een aanvraag wordt gehonoreerd is zo klein dat Müller-Haas er nooit meer één indient. ‘Dat kost me een week werk. Dan vertaal ik liever. Het geeft ook niet. Ik vertaal regelmatig teksten over kunst, voor catalogi en zo. Dat betaalt véél beter. Daarmee zit ik gemiddeld op een acceptabel inkomen. En zolang ik er plezier in blijf hebben – en dat wordt ook niet minder, omdat ik iedere keer zo veel bijleer – ga ik ermee door.’
Ze hoopt dan ook nog vaak naar het Vertalershuis te komen. Maar dan het liefst in kamer 5. ‘Voor het licht en de grotere rust. Vijf zit aan de achterkant.’

Zie ook:

Geen opmerkingen: