zaterdag 10 september 2016

Interview literair agent Willem Bisseling: 'Ik heb een haakje nodig om een roman te kunnen verkopen aan een uitgeverij' (Schrijven magazine)

Als een auteur 10.000 volgers op Twitter heeft, zegt dat iets over zijn verkoopbaarheid. Literair agent Willem Bisseling van het agentschap Sebes & Bisseling over het verlangen naar non-fictie, de veranderde rol van een agent en de fouten van aspirant-auteurs.

Een uitgever zoekt een haakje

Literaire fictie? Een uitgever heeft bij voorbaat weinig interesse. Willem Bisseling weet waarover hij praat. Van de honderden boeken die de literair agent van Sebes & Bisseling in de eerste helft van 2016 aan uitgeverijen heeft verkocht is het aantal literaire romans en verhalenbundels – letterlijk! – op twee handen te tellen. En dat zijn ook nog boeken van de Amerikaanse uitgeverijen die Bisseling vertegenwoordigt. ‘Ik heb net voor een Nederlandse fictie-auteur een two book deal gesloten. Dat was de eerste dit jaar.’
Waarom hij fictie aan de straatstenen niet kwijt kan, begrijpt hij maar al te goed. Fictie verkoopt slecht. ‘Kijk naar de Bestseller 60: fictie wordt minder en minder populair.’ Maar waarom dát zo is, blijft ook voor hem gissen. ‘Non-fictie is beter geschreven dan vroeger’, waagt hij toch een poging tot verklaring. ‘Het is geen droge opsomming van feiten meer, maar is steeds vaker een meeslepend verhaal. Het onderscheid met fictie is niet maar zo hard. En mensen hebben een hang naar het waargebeurde. Ze willen niet meegenomen worden naar een andere wereld, ze willen iets opsteken.’
Dus als een aspirant-schrijver zich met een roman of verhalenbundel bij Sebes & Bisseling meldt, moet die wel verdomd goed zijn geschreven wil het agentschap hem contracteren. ‘En dan nog gebeurt het regelmatig dat een uitgever zegt: “goed boek, echt publicabel”, maar ik heb een haakje nodig om het te kunnen verkopen. Dat kan bijvoorbeeld zijn: dat het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten. Zonder haakje kopen ze een goede roman toch bijna niet meer aan.’

Bisseling is sinds dit jaar de zakenpartner van Paul Sebes, met afstand de bekendste literair agent van Nederland. De Leidse student Nederlands en literatuurwetenschappen kwam in 2006 bij hem terecht toen hij de master redacteur-editor aan de Universiteit van Amsterdam ging doen en een relevant bijbaantje zocht. Van de jongen die voorzichtig leerde manuscripten te redigeren werkte hij zich op tot mede-eigenaar. Alles wat hij weet, zegt hij onomwonden, heeft hij van Sebes geleerd.
In al die jaren heeft hij het agentschap flink zien groeien. Tien jaar geleden had Sebes nog maar een handvol Nederlandse auteurs bij een uitgeverij ondergebracht. Momenteel zijn dat er tientallen, zo niet honderden. Onder hen, om alleen de schrijvers van Bisseling te noemen: Murat Isik (‘de eerste auteur die ik onderbracht en meteen een succes werd, wat me gelijk op de kaart zette bij uitgeverijen’), Wytske Versteeg, Myrthe van der Meer, Stine Jensen en Anne Eekhout.
Toch is de vertegenwoordiging van Nederlandse auteurs niet de hoofdactiviteit van het agentschap, dat naast ondersteunend personeel momenteel bestaat uit vijf agenten en een junior-agent. Sinds 2010 verkoopt Sebes & Bisseling namens een groeiend aantal Amerikaanse uitgeverijen de vertaalrechten van hun auteurs in Nederland en Scandinavië. De lijst cliënten op hun website is indrukwekkend lang. Bisseling schat dat hij vijftien tot hooguit twintig procent van zijn tijd aan Nederlandse auteurs kwijt is.
Dat heeft de invulling van zijn werk veranderd. ‘Toen hadden met een auteur meerdere redactierondes. Soms deden we zelfs line-editing. Nu kijken we meer op structuur en grote lijnen naar manuscripten. Als line-editing al gebeurt, doet iemand anders dat onder mijn begeleiding. Maar we concentreren ons meer op de hoofdtaak van een literair agent: de tekst zo goed mogelijk maken, de juiste uitgeverij vinden en een contract voor een auteur sluiten. Ook bemoeien we ons niet meer met iedere publiciteitsuiting. Dat is het werk van de uitgever.’

Sebes & Bisseling krijgt ieder jaar ongeveer duizend manuscripten. Ondanks de groei van selfpublishing blijft dat aantal stabiel. ‘Ik denk niet dat we door selfpublishing out of business zal raken’, zegt Bisseling zelfverzekerd. ‘Veel mensen zijn echt bezig met schrijven. Die willen niet ook dat uitgeefwerk doen. Dat kost heel veel tijd – en geld. Bovendien geeft het veel erkenning als je aandacht krijgt van een uitgever of de pers. Het logo van een uitgever op je boek is en blijft een keurmerk.’
Een groot deel van de manuscripten komt ongevraagd binnen. Bisseling ziet daar hooguit tien procent van nadat medewerkers de – oneerbiedig gezegd – ‘rotzooi’ eruit hebben gezeefd. Kansrijker zijn dan de manuscripten die via via bij hem terecht zijn gekomen. ‘Als je het met een positieve aanbeveling krijgt, al is van de moeder van een kennis, kijk ik er toch sneller naar. Niet dat ik minder streng ben, maar het geeft aan dat die mensen bewuster met schrijven bezig zijn: ze vertellen in hun omgeving over hun ambitie en proberen in het literaire netwerk te komen.’
Bisseling kijkt dan niet alleen naar kwaliteit – ‘en dat bedoel ik breed: het kan een goed non-fictie-idee zijn, maar ook een heel commerciële thriller’. Hij kijkt ook naar verkoopbaarheid. Ofwel: ‘Bij welke uitgeverij zou dit passen? Ken ik een redacteur die erop zou vallen?’ Het helpt daarom als aspirant-auteurs in hun begeleidend schrijven een haakje geven waaraan hij het kan ophangen. ‘Of ze duidelijk maken wat de doelgroep van hun boek is. En dan niet “vrouwen boven de 30”, maar specifieker.’

Paul Sebes publiceerde in 2008 Bestseller. Wat elke beginnende schrijver moet weten, een boek vol tips over schrijven én publiceren. Bisseling schreef daar al aan mee. Deze zomer komt Sebes met een herziene uitgave – nu wél met Bisseling als co-auteur. Alweer een bestseller. Tips en belevenissen van twee literair agenten, zoals het nu gaat heten, verschijnt naar aanleiding van een tv-programma rond beide agenten waarover Bisseling nog niets wil zeggen.
‘De tips over het schrijfproces veranderen we niet’, vertelt hij, ‘maar de uitgeefwereld is zo veranderd. Dat deel moet helemaal worden geactualiseerd. Selfpublishing en e-boeken zijn in opkomst. Sociale media zijn heel belangrijk geworden. Als een auteur 10.000 volgers op Twitter heeft, zegt dat iets over zijn verkoopbaarheid. Ook zijn de manieren waarop je een manuscript moet inleveren veranderd. Van ons moet iedereen zijn boek digitaal inleveren. Al dat geschuif met papier is verspilde tijd en moeite.’
Maar ook als de tips hetzelfde blijven: soms is dat hard nodig. ‘In de eerste versie stond al: schrijf gewoon een keurige, nette begeleidende brief. Dat heeft totaal niet geholpen. We krijgen nog steeds brieven vol taalfouten. Dat begint al bij de aanhef: “Geachte Sebus & Besseling” – in plaats van Sebes & Bisseling. Hoe graag wil je dan door ons worden vertegenwoordigd? We krijgen ook nog vaak geparfumeerde brieven met allemaal versieringen. Doe dat niet. Stop je originaliteit liever in je boek.’
(Eerder gepubliceerd in Schrijven magazine 4, 2016) 

Zie ook:

Geen opmerkingen: