vrijdag 5 mei 2017

Esther Gerritsens schrijfles 2: wanneer zet je schrijftechnieken in? (Schrijven magazine)

Met ieder nieuw boek verrijkt Esther Gerritsen haar inzicht in het ambacht van schrijven. Wat heeft haar eigen oeuvre haar geleerd? Een schrijfcursus in vier lessen – 2: wanneer je schrijftechnieken inzet.

Esther Gerritsen kent meer dan genoeg schrijftechnieken. Ze heeft op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) Dramaschrijven en literaire vorming gestudeerd. Ze heeft daarna enige tijd voor een tijdschrift schrijfboeken gerecenseerd. Dan leer je alle wetten zoals show, don't tell wel kennen. Alle voorschriften over compositie en stijl. Alle trucjes om een vastgelopen tekst weer op gang te krijgen.
En dan leert ze bij wijze van spreken nog bij met ieder boek dat ze leest. 'Van Grunberg bijvoorbeeld leerde ik dat je elke gedachte moet verbinden aan de concrete situatie. Wat de hoofdpersoon denkt moet passen bij waar is en wat hij doet. Dan verdraag je als lezer veel gedachten en ervaar je ook spanning. Ik lees werk van anderen best analytisch.'

Maar wanneer zet je schrijftechnieken in? 'Het beste schrijfboek dat ik ooit las was Zen in the Art of Writing van Ray Bradbury. Een klein boekje, dat vooral gaat over hoe je tot verhalen komt. Hoe je geïnspireerd kunt raken. Hoe je moet weten waarover je schrijft. Want je kunt wel heel virtuoos bezig zijn, als je niet weet waarover het gaat, blijft het leeg. Dat wordt het fancy flying without a cargo, zoals hij dat noemt.'
Eerst moet er dus inhoud zijn, daarna heeft een schrijver pas wat aan zijn gereedschapskist. 'Het is alsof aan een bureau zit met driehonderd laatjes. Je trekt ze alleen open als je ze nodig hebt.' Gerritsen gaat zelfs zo ver om te verklaren dat ze eigenlijk niet is geïnteresseerd in literatuur – genres, perspectieven, compositie, stijl, wat doet dat er allemaal toe? 'Het gaat mij eerder om psychologie, de mens, zoiets. En toevallig gebruik ik literatuur om daar iets over te onderzoeken.'

Voor Dorst had Gerritsen een tot in de puntjes georganiseerd personage dat alleen een relatie tot haar spullen had. Ze had 'een bijna sacrale verhouding tot voorwerpen én tot alleen zijn'. Maar zoals in haar vroege werk vaker gebeurde: de tekst was te veel naar binnen gekeerd. En dus greep ze naar een techniek uit haar HKU-tijd: ze vroeg zich af wat het ergste was wat dit personage kon overkomen. 'Een kind natuurlijk! Een kind van drie dat in dat huishouden rondloopt.'
Zij gebruikt haar schrijftechnieken dus als ze vastloopt of wanneer het haar niet duidelijk is waarover ze wil schrijven. 'Ik kan dan ook analytisch naar mijn eigen tekst kijken om te bedenken waar en waarom de spanning uit de tekst verdwijnt.'

Tegelijk moeten alle technieken nooit leiden tot dogma's. Show, don't tell – zeker, het is geen onzin. 'Maar soms moet je gewoon vertellen, alleen omdat je voelt dat je die ene passage wil vertellen. Het is als het uitmaken van je verkering. Je kunt tachtig redenen hebben om het niet te doen en het toch uit maken omdat je voelt: ik wil het niet meer. En soms moet je ook gewoon baldadig durven zijn.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven 1, 2017)

Zie ook: aflevering 1


Geen opmerkingen: