dinsdag 21 augustus 2012

Uitgevers over het beginnen van een zelfstandige uitgeverij (Boekblad)


Geen tijd meer verliezen aan het grotere geheel

Ieder jaar verlaten uitgevers en redacteuren een groot bedrijf om hun zelfstandige uitgeverij op te zetten. Sinds dit jaar geven Sander Knol (Xander Uitgevers), Marie-Anne van Wijnen (De Kring) en Pieter Rouwendal (Brevier)uit voor eigen risico. ‘Je kunt alles doen zoals jíj het wilt’, vindt Sander Knol.

‘Ik zie niet in wat het nut is van het samenvoegen van uitgeverijen’, zegt Pieter Rouwendal. ‘Als je al die bedrijven met zoveel verschillende kleuren en achtergronden bij elkaar brengt in één mega-uitgeverij, krijg je een grote grijze massa. Terwijl je als kleine zelfstandige een eigen kleur en identiteit kunt vasthouden, zodat je meer herkenbaarheid in de markt hebt. Dat is belangrijk om je uitgaven onder de aandacht te brengen. Ook lijdt een mega-uitgeverij aan omzetdwang, waardoor kleine titels voor een kleiner publiek in het gedrang komen.’
‘De setting van een concern beviel mij wel’, vertelt Sander Knol. ‘Er zijn allerlei faciliteiten en vastigheden. Als je er werkt, denk je dat uitgeven niet zonder kan. Maar als je erover nadenkt, is dat eigenlijk niet zo. Wat is de essentie van uitgeven? Acquisitie, auteursmanagement, titels in de markt zetten. Daar heb je echt geen concern voor nodig. En omdat ik zeker de laatste drie jaar eerlijk gezegd niet zo veel plezier bij concerns meer had, dacht ik nu: ik ga verder zonder.’

Een eigen uitgeverij beginnen is van alle tijden – of dat nu een principiële of pragmatische keuze is. Talrijk zijn de uitgevers die eerst het vak hebben geleerd bij een groot bedrijf en daarna voor eigen rekening en risico boeken op de markt brachten. Henricus Nijgh in 1837. Angèle Manteau in 1938. Joost Nijsen in 1997. Ook dit jaar zijn het er alweer drie. Naast Rouwendal (ex-Kok) en Knol (ex-Het Spectrum, ex-The House of Books, ex-Meulenhoff Boekerij) is dat Marie-Anne van Wijnen (ex-Veen, ex-Nieuw Amsterdam).
Niet allemaal verlieten ze uit vrije wil hun werkgever. Rouwendal moest weg bij Kok als acquirerend redacteur non-fictie toen de uitgeverij opging in VBK Media en verhuisde van Kampen naar Utrecht. Bij Knol en Van Wijnen is het onduidelijker. ‘Verschil van inzicht over het te voeren beleid’, heette het indertijd in de persberichten die hun vertrek als directeur dan wel uitgever meldden. Dat kan van alles betekenen. Feit is dat ze alle drie vrijwillig besloten voor zichzelf te beginnen in plaats van elders te solliciteren.
Vooralsnog zijn ze vooral enthousiast. Knol is nog geen half jaar geleden begonnen, Rouwendal en Van Wijnen amper een maand. Pas in het najaar verschijnen hun eerste titels – toch nog behoorlijk snel. Xander uitgevers wil veertig A-titels per jaar brengen in een breed scala aan genres, vertaald en onvertaald. Brevier mikt op 12 tot 24 boeken per jaar in het genre theologie en psychologie. En De Kring richt zich op 20 uitgaven, fictie en non-fictie, per jaar.
 ‘Ik was te veel bezig met gedoe’, zegt Knol. ‘Rond de verkoop van Meulenhoff Boekerij ben je een half jaar met niets anders bezig dan dat. Nu heb ik de abstractie van de bestuurstafel ingeruild voor de ambachtelijkheid van het uitgeven zelf. Dat is heerlijk.’
Knol geniet van de vrijheid van handelen. ‘Ik heb altijd hard gelopen, maar als je het voor jezelf doet, geeft dat een ander gevoel. Ik heb een grotere betrokkenheid. Er gaat geen tijd meer verloren aan dingen die van belang zijn voor het grotere geheel. Je tijd is alleen beperkt. In een bedrijf met 45 man is overal wel tijd voor te vinden, nu moet ik scherpe keuzes maken.’

Twee uitgevers die al langer een eigen bedrijf hebben, zijn Dirk Demuynck (ex-Standaard Uitgeverij, ex-Lannoo) en Marc van Gisbergen (ex-De Geus). Beiden begonnen in 2009 met een algemene uitgeverij. Demuynck brengt hoofdzakelijk non-fictie, in diverse genres Om beter in te spelen op de moeilijkere marktomstandigheden heeft hij het uitgaveprogramma teruggebracht van 25 naar 10. Van Gisbergen heeft juist veel succes. Momenteel staan vijf titels uit zijn fonds van thrillers, literatuur, kinderboeken en non-fictie in de Bestseller 60.
‘Ik voelde de drang de schotten tussen promotie, redactie, vormgeving te doorbreken’, zegt Demuynck van Witsand. ‘Soms werken die elkaar tegen, omdat hun ideeën niet op elkaar zijn afgestemd. Als je alles in één hand concentreert, kun je dat beter doen. En dus beter waarmaken wat je auteurs belooft.’
Van Gisbergen leidde eerst met een aantal anderen United Media Company voor hij Marmer oprichtte dat een principieel éénpersoonsbedrijf is. ‘De organisatie van een uitgeverij werkt op projectbasis’, legt hij uit. ‘Ieder project draait om de kwaliteit van de uitgaven en de positionering daarvan voor een bepaalde doelgroep. Als één persoon alles doet, ben je optimaal flexibel. Maar dan moet je wel je handen vrij hebben om uit te geven en niet leidinggevend bezig zijn.’
Daarbij denkt Van Gisbergen niet aan traditionele managerstaken. ‘Uitgeven is intuïtief en creatief. Soms neem je beslissingen vanuit je onderbuik. Als je in een team werkt, moet je altijd anderen overtuigen. Redeneren dus. En dan gaat iets soms ten onrechte niet door. Ook beheers je kosten beter als je niemand in dienst hebt. Je hoeft geen projecten te beginnen om te voorkomen dat redacteuren met hun armen over elkaar zitten. Je hoeft evenmin rekening te houden met hun specialismen. Ik kan alle genres brengen, omdat ik voor iedere uitgave een gespecialiseerde freelancer inhuur.’

Als groot voordeel van een eigen uitgeverij ten opzichte van een concern geldt bovenal de flexibiliteit. Lean and mean betekent: slagkracht. ‘Toen de NCRV in juli 2010 vroeg of wij een kookboek rond Ramon Beuk konden maken, hadden wij dat zes maanden later gepubliceerd’, zegt Van Gisbergen. ‘Fullcolour, 288 pagina’s, met 140 foto’s en 50 recepten. Sommigen verklaren je voor gek, maar het kán als je mensen scherp op een deadline zet. En Terug naar mijn Roti werd kookboek van het jaar.’
Die flexibiliteit geldt voor Demuynck op alle terreinen. ‘Het product evolueert snel. Niemand weet wat er met het e-boek precies gebeurt. Zeker is dat wij daar snel op kunnen inspelen. Ook op het vlak van retail verandert veel. Maar omdat alle contacten met belangrijke spelers zijn geconcentreerd in één persoon, kan ik sneller op hun wensen reageren. Ik ken de klanten beter. Ook kon ik in deze moeilijke tijden makkelijker terugschakelen naar een lager niveau en minder titels brengen.’
Tegelijk leidt niets een zelfstandige af van zijn kerntaak. Knol vergelijkt zijn situatie met die van collega’s bij VBK. ‘Dat dat bedrijf te koop staat, geeft veel onzekerheid. Ook voor de auteurs. Zij zeggen nu tegen mij: Xander is jouw broodwinning, dus je zult wel hard lopen, het is meer een partnership. Evenmin heb je last van bedrijfspolitiek, interne gevoeligheden of vaste gewoontes: we doen het nu eenmaal zo. Je kunt alles doen zoals jíj het wilt.’
Niemand mist echt de feedback van collega’s – ook al weten meer mensen meer dan één. En al helemaal niet de vele vergaderingen die het werken met anderen met zich meebrengt. ‘Je hebt weinig ruggespraak met ervaren collega’s’, zegt Van Gisbergen, ‘maar ik heb heel veel freelancers om me heen met wie ik veel overleg en met wie ik ook naast het werk contact heb.’
Rouwendal wijst er wel op dat de vele freelancers die hij dankzij platforms als LinkedIn makkelijk denkt te vinden, een ander belang hebben. ‘Iedereen kijkt naar een boek vanuit zijn eigen interesse en niet vanuit het belang van het boek, zoals je wel doet als je in dienst van een uitgeverij werkt.’

De mogelijke voordelen van het werken in een concern worden grotendeels weerlegd door de zelfstandige uitgevers met – op dit moment – hooguit één personeelslid. Dat een concern meer kan investeren, maakt hen weinig uit. E-boeken zijn niet duur. En geen apps uitbrengen is niet erg. Een kleine zelfstandige kan afwachten tot het echt nodig is om ze te ontwikkelen. ‘Daarbij denk ik dat de toekomst e-boeken lenen wordt’, zegt Van Gisbergen. ‘Dat kost niets.’
Knol geeft toe dat hij ‘geen ongelezen manuscript van een kinderboekauteur voor een miljoen euro’ kan kopen. ‘Maar dat geeft niet. Zo’n investering geeft schijnzekerheid, het volgende grote succes is altijd iets onverwachts. Ook kan ik niet gebruikmaken van een backlist die in 120 jaar is opgebouwd. Ik moet het fonds helemaal zelf uit de klei trekken.’
Demuynck ziet maar één financieel nadeel van zijn schaalgrootte: dat hij niet kan betalen om bij de kassa te liggen of voor een goede plek in de catalogi van boekhandels. ‘Daar staat tegenover dat de toegang tot de boekhandels me enorm is meegevallen. Daar had ik van tevoren schrik van. Voor concerns ligt de rode loper uit naar de boekhandel, maar vanaf het begin namen alle ketens mijn boeken af.’
Evenmin betreuren de kleine zelfstandigen het dat ze nu alle klusjes zelf zouden moeten doen. ‘Dat moet helemaal niet’, zegt Rouwendal. ‘Mijn taak is coördineren, niet zelf uitvoeren. Daarin is ook niet veel veranderend in vergelijking met vroeger.’ En anders is het niet erg. Van Gisbergen is zijn eigen postkamer: als er een nieuwe uitgave komt, verstuurt hij zelf vijftig pakjes naar de pers. ‘En de administratie doe ik ook zelf. Maar een nadeel? Soms is dat ook leuk werk.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine 11, 2012)

Zie ook:

Geen opmerkingen: