zaterdag 16 november 2013

Interview: Midas Dekkers over Nederland Leest-actieboek 'Erik of Het klein insectenboek' van Godfried Bomans (Bibliotheekblad)


‘In dit werk gaan de humor en wijsheid van Bomans gelijk op’

Erik of Het klein insectenboek van Godfried Bomans zette Midas Dekkers (1946) niet op het spoor van de biologie. Integendeel. Het actieboek van Nederland Leest viel hem bij eerste kennismaking eind jaren vijftig vies tegen. ‘Ik weet niet hoe oud ik was. Zullen we er elf van maken? In ieder geval op de leeftijd dat ik me te groot voelde voor een sprookje. Ik weet niet of ik het wel uit heb gelezen.’
De kleine Erik Pinksterblom ligt in het eerste hoofdstuk in bed, denkt in zijn sluimer dat de schilderijen tot leven komen en verdwijnt dan in het zonnige landschap aan de muur, waar hij extreem verkleind tussen de insecten beland. ‘Voor een kind die denkt dat hij al een grote jongen is een enorme tegenvaller. Ik probeerde juist omhoog te lezen. Ik pakte altijd boeken voor kinderen die ouder waren dan ikzelf.’
Dekkers bevond zich in het begin van de puberteit – de leeftijd waarop een kind begint te veranderen in een volwassene. ‘Een tijd waarin je het beste in een groot gat kunt gaan zitten en hopen dat het overgaat.’ Maar ook: een periode in een mensenleven die volgens Dekkers hetzelfde biologisch verschijnsel is als het verpoppen van een rups in een vlinder, zoals hij beschreef in De larf (2002).
‘Ergens had ik blijkbaar opgevangen dat Bomans in Erik over de metamorfose schreef. Toen heb ik het boek voor De larf herlezen. Ik viel steil achterover van de scène waarin de hotelkamer zich zorgen maakt over de vraag wie de rekening gaat betalen. De rups, die de kamer boekte maar die niet meer bestaat. Of de vlinder, die er niet was toen de kamer werd geboekt. Daar had ik niets maar aan toe te voegen.’
Bomans wist niets van biologie. Maar juist daarom had hij – ‘een man met een meer dan middelmatig verstand’, zegt Dekkers – een verfrissende blik op de metamorfose. ‘En zo bondig en zo geestig neergezet. Dat was veel beter dan iemand die precies weet hoe het zit, ooit had kunnen opschrijven. Gelukkig kwam ik later bij mijn positieven en heb ik met De larf toch nog een boek van 250 pagina’s kunnen schrijven.’
Sindsdien heeft Dekkers Erik of Het klein insectenboek een paar keer gelezen – ook weer voor Nederland Leest. ‘Iedere keer moet ik er om lachen. Ieder keer ontdek ik een nieuw laagje. Erik is een van die zeldzame kinderboeken die zowel kinderen als volwassenen waarderen. En al staat het bekend als kinderboek, je kunt het beter als volwassene lezen dan als kind.’

Dekkers kent het werk van Bomans (1913-1971) goed. In de jaren vijftig en zestig was de schrijver alomtegenwoordig – op radio en televisie, in de krant. ‘Iedereen las dat. Hij hoorde bij het nationale volksgevoel.’ Als Haarlemmer was zijn plaatsgenoot helemaal heilig. ‘Wil je in Haarlem meetellen, dan moet je hem gekend hebben. Of minstens naast de werkster van zijn ouders hebben gewoond.’
Het doet hem daarom ‘een groot genoegen’ dat hij nu de kans krijgt het werk van Bomans onder de aandacht te brengen. ‘Het is een groot raadsel waarom hij – en ook Simon Carmiggelt – ogenblikkelijk na hun overlijden in een diepe vergeetput zijn gelazerd. Misschien wel omdat ze werden weggezet als humoristen. Ooit was dat het denigrerendste wat een schrijver kon overkomen.’
Bomans wordt volgens Dekkers vaak herinnerd om zijn oubolligheid. ‘Dat weerhoudt mensen ervan om zijn frisse werk te lezen. Daar behoort Erik zeker toe. In dit werk gaan de humor en wijsheid van Bomans gelijk op, waar zijn later werk wordt overwoekerd door het soort humor waarmee hij op de radio en tv succes had. Zie ook de voorwoorden die hij voor Erik maakte – elke keer lolliger, elke keer vreselijker.’
Erik is juist een van de laagdrempelige boeken waarvoor je als niet-lezer wordt beloond, zegt Dekkers. ‘Het is makkelijk te lezen. Logisch, Bomans was een voortreffelijk schrijver. Je wordt er al snel ingezogen. Het is leuk. Je wordt er wijzer van. En dan denk je al snel: kom, ik lees nog eens een boek. Het is daarom bij uitstek een boek waarvoor Nederland Leest is bedoeld.’

In deze tijd bevindt de populaire biologie zich op een hoogtepunt, merkt Dekkers op. Ook daarom is Erik of Het klein insectenboek een goede keuze als actieboek. ‘Naar al die series van David Attenborough en consorten kijken een ongekend groot aantal mensen. Ze zijn populairder dan een quiz of voetbalwedstrijd. Ik meen zelfs dat de belangstelling voor insecten, die in Bomans tijd groot was, weer aantrekt.’
Het mooie van Bomans is daarbij vergeleken zijn gebrek aan moraal. ‘Als de zoveelste krokodil de zoveelste gnoe in het water trekt, wordt er in natuurseries altijd gezegd: de natuur is mooi, maar wreed. Of andersom. En anders vervult de aanzwellende muziek wel die rol. Bij Bomans is de natuur gewoon de natuur. Een paardenvlieg wordt klaargemaakt en opgediend. Daar maakt hij verder geen woorden aan vuil.’
Erik is daarom een van de beste boeken over dieren, vindt Dekkers. ‘Al wil ik mijn liefde voor Anton Koolhaas niet verloochenen, die als een van de weinige schrijvers dieren als volwaardige personages laat optreden. Bij hem zijn dieren geen verbeeldingen van menselijke beslommeringen, maar beesten op zich. Helaas is hij in dezelfde of naburige vergeetput beland als Bomans.’
Vergeleken bij Koolhaas dierenverhalen schreef Bomans eerder een fabel. ‘Maar wel een goede. Het kenmerk van een slechte fabel is dat je erbij in slaapt valt. Het kenmerk van een goede fabel is dat je er juist door wakker wordt geschud. Het verschil wordt veroorzaakt door de moraal. Bij een slechte fabel ligt die er duimendik bovenop. Bij een goede fabel mag je zelf naar de moraal zoeken.’

In Bomans’ voorwoorden voor herdrukken van Erik, die ook in het actieboek zijn opgenomen, weerlegt hij de kritiek die hij zou hebben gekregen van biologen. Ze zouden hem voor hebben gehouden dat een duizendpoot geen duizend, maar zestien poten heeft. Dekkers denkt niet dat dat echt is gebeurd. ‘Ik ben bang dat biologen, zeker entomologen, helemaal geen literatuur lazen.’
Toch staat er een fout in het boek: de doodgraver kreeg van Bomans acht poten – twee te veel. ‘Maar ik verdenk hem ervan dat hij biologen expres over die pootjes liet struikelen. Hij maakt henwel meer belachelijk. In hun taalgebruik. Of in de in zijn ogen overdreven aandacht voor details. Anders was het misschien om aan te geven dat het hem zelf niks kon schelen.’
De bioloog Dekkers zul je niet over het boek horen klagen. ‘Bomans neemt juist verhelderende standpunten in, zelfs voor een bioloog. Zo had men in zijn tijd al bij de evolutieleer de bijgedachte dat die synoniem is met vooruitgang. Dat je van een eencellige een worm wordt, dan met pootjes een kikker, vervolgens een aap, om eindelijk uit te komen bij het allerhoogste en –mooiste: de mens.’
Maar wat doet Bomans? ‘Hij voert een worm op die aan Erik vraagt hoeveel poten hij heeft. Twee benen en twee armen, zegt Erik. Veel te veel! Want vanuit het perspectief van de worm is het hebben van aanhangsels primitief. U bent waarschijnlijk een worm op weg, zegt hij dan. Het is maar één regeltje, maar het is een omkering van het geldende wereldbeeld van jewelste. Verschrikkelijk leuk.’
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad november 2013)

Meer Nederland Leest:

Geen opmerkingen: