donderdag 14 november 2013

VFL-directeur Koen Van Bockstal publiceert (opnieuw) poëzie (Knack)

Directeur Koen Van Bockstal van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) behartigt de belangen van auteurs. Nu worden ook – 25 jaar oude – gedichten van zijn hand gepubliceerd.

Het gaat om drie gedichten uit de cyclus 'de dingen hebben een geschiedenis die geen afwezigen kent' die medio jaren tachtig verschenen in de Nederlandse glossy Avenue. Redacteur van de poëzierubriek was Cees Nooteboom. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag verschijnt aanstaande zaterdag een fraaie facsimile-uitgave waarin alle bijdragen die hij gedurende vijftien jaar (1976-1990) aan het tijdschrift leverde, zijn verzameld. Dus ook de poëzie van de destijds 23-jarige Koen Van Bockstal.
‘Toen ik studeerde in Gent was er een literaire avond waarop Cees Nooteboom kwam spreken,’ vertelt Van Bockstal. ‘Omdat er in die tijd geen uitgebreid literair middenveld was zoals we dat vandaag kennen, was dat heel bijzonder. Ik heb altijd een zwak voor Nooteboom gehad. Ik vind hem een ongemeen interessant en begenadigd auteur. Wellicht vanuit mijn naïviteit had ik een selectie van mijn eigen poëzie in een envelop gestopt. In de pauze trok ik mijn stoute schoenen aan en gaf hem die.’
Van Bockstal had gedacht nooit meer iets te horen. ‘Ik zei hem: u zult zo vaak werk van anderen krijgen. Maar je weet maar nooit, toch? Na een jaar of anderhalf jaar kreeg ik een brief uit Spanje, waarin hij me heel vriendelijk vroeg of hij mijn poëzie mocht publiceren. En ik zou er nog voor betaald krijgen ook. Uiteraard heb ik toestemming gegeven. Dat was veel meer dan waar ik ooit op had gehoopt. Ik voelde me zeer vereerd.’
Dat zijn werk nu in één bloemlezing staan met Nobelprijswinaars als Pablo Neruda, Tomas Tranströmer en Czeslaw Milosz stemt Van Bockstal net zo blij. ‘Maar laten we wel zijn. Het gaat niet in de eerste plaats om de literaire kwaliteiten van mijn gedichten. Ze staan er omdat de uitgeverij een geschenk aan Nooteboom wil geven en toen al zijn bijdragen voor Avenue hebben verzameld. Toevallig sta ik daar ook tussen.’
De enige reden waarom Van Bockstal aarzelde om toestemming te geven is zijn huidige functie. ‘Ik sta nog altijd achter de gedichten. Het zou belachelijk zijn als ik ze nu verloochen. Maar deze publicatie zou geïnterpreteerd kunnen worden als: de directeur van het VFL die zo nodig zélf auteur moet worden. Dat is absoluut niet het geval. Ik dicht nog wel, maar ik ben niet van plan om daarmee naar buiten te komen – zéker niet zolang ik deze functie heb.’
Behalve in Avenue publiceerde Van Bockstal in de jaren tachtig poëzie en verhalen in onder meer Poëziekrant, Dietsche Warande & Belfort en minder prestigieuze tijdschriften als Letters en Wel. ‘Dichten is voor mij een vorm van zelfexpressie. Uit de nood om in rust en stilte te reflecteren op de wereld en op jezelf. In de periode aan het eind van mijn universitaire studies was ik daar intens mee bezig. Ik rolde in het beroepsleven, werd al snel vader, maar die drang is nooit meer weggegaan.’
Van Bockstal is nooit naar een uitgeverij gestapt met zijn werk. ‘Ik zag mezelf niet als professioneel auteur en heb te veel respect voor professionele auteurs om het dichten erbij te doen. Dat is geen oordeel over amateurdichters. Iedereen moet zijn eigen keuze maken en dit was mijn keuze. Wel is het nu voor mijn huidige werk nuttig dat ik literaire ervaring heb. Ik begrijp daardoor de noden van auteurs beter.’
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 13 nov)

UPDATE Een van de gedichten uit de cyclus: '5. waar alles afbreekt'

een schaduw weegt de mens
in wat na hem zal blijven:
een vouw in tafellakens,
hoe stenen zijn gestapeld
als volstrekte eenzaamheid.

zwijgen dat geen verzwijgen is
zo is het wachten
de kracht van dingen

van de leegte
naar binnen toe

waar niets is geweest

Geen opmerkingen: